Door Jef Verhoeven en Joop van Lankvelt.
De Heemkundekring bezit een uitgebreide collectie foto’s uit Boekel, Venhorst en Huize Padua, inmiddels al ruim 17.000, en er komen er nog steeds bij. Sommige geven een mooie impressie van al lang verdwenen activiteiten, en van een tijdgeest die nu niet altijd meer te begrijpen is zonder uitleg over de omstandigheden en achtergronden. In een serie artikelen onder de kop ‘Uit onze fotocollectie’ zullen we een aantal thema’s oppakken en daar wat dieper op ingaan.
Emigratie
In ‘De Wanmeule’ nr. 57 (dec. 2019) is in een artikel over de schietbaan in de Boschberg aandacht besteed aan Johan Althuizen (1863-1939), bijgenaamd Saai; een markante inwoner van Boekel en een ondernemer die van vele markten thuis was. Dat zat in de familie. Ook zoon Harrie (1907-1970) pakte vele dingen aan en heeft op diverse plaatsen in Boekel zijn sporen nagelaten. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog kwam er een emigratiegolf op gang. Vooral vanuit de agrarische hoek. Veelal was Canada de bestemming, maar ook veel verder weg gelegen landen als Australië en Nieuw-Zeeland.
En vanuit bepaalde regio’s ging men ook naar Brazilië; voor Nederland niet direct een emigratieland, maar vanuit Brabant en ook Boekel, wel. Een van de redenen was dat er in diverse Angelsaksische landen restricties waren op het percentage katholieken dat ze vanuit herkomstlanden toe wilden laten, iets wat altijd onderbelicht is gebleven. In Brazilië golden geen restricties. Vestiging in Brazilië leek meer op het landverhuizen zoals dat in de 19e eeuw gebruikelijk was; met velen bij elkaar in een ‘kolonie’, geïsoleerd en grotendeels zelfverzorgend.
Over emigratie zijn al vele boeken en artikelen geschreven, dus daar hoeven we hier niet uitgebreid op in te gaan. In Boekel maar ook in de omliggende plaatsen werd het vooral veroorzaakt door gebrek aan landbouwgrond en een overaanbod van boeren(zonen). En boer wilden ze worden, van generatie op generatie. Daar kwam in die tijd nog bij dat de kerk verhuizen naar stedelijke industriegebieden ontmoedigde vanwege de al dan niet vermeende verleidingen waaraan brave plattelanders dan bloot zouden staan. Veel alternatieven had de kerk echter zelf ook niet te bieden.
Harrie Althuizen
Aangezien veel emigrantenfamilies hun hele huisraad meenamen, dan wel na lieten sturen, komt Harrie in dit artikel voor.
In de timmerwerkplaats annex houtzagerij die hij van zijn vader had overgenomen aan de voet van de Boschberg, tegenwoordig Bergstraat 32-38, maakte hij hiervoor houten kratten in diverse formaten, geschikt om als deklading op transportschepen vervoerd te kunnen worden, wat veel goedkoper was dan in het ruim. Ze werden dan met stevige zeilen afgedekt.
Stevig moesten ze ook zijn om het vervoer naar en van zeehavens te doorstaan en met kranen geladen en gelost te kunnen worden. Groot, om het hele hebben en houden te bevatten, en goed stapelbaar. De foto’s spreken voor zich. Er moest rekening worden gehouden met het laadvermogen en de afmetingen van de vrachtwagens en met de hoogte vanwege eventuele obstakels onderweg, al waren de viaducten toen nog schaars en autowegen waren er evenmin. De leveringen gingen gepaard met een hele papierkraam aan eigendoms- en exportverklaringen en verzegelingen.
In feite was het principe min of meer hetzelfde als bij het containervervoer van tegenwoordig. Daarmee is niet gezegd dat de container een Boekelse vinding was. Containers voor treinen bestonden al in de jaren 1930, echter nog geen containerschepen.
Die kwamen pas in 1955 in zwang. In Rotterdam duurde het tot in de jaren 1960 eer de eerste specifieke containerschepen er gelost werden. Toen was de grote agrarische emigratiegolf al voorbij en de behoefte aan transportkratten afgenomen. Uit de foto’s blijkt dat Harrie vooral in de late jaren 1940 en begin jaren 1950 actief was in de fabricage van transportkisten. Hij genoot een regionale reputatie voor zijn expertise. Iets later begon hij zich bezig te houden met wat hij voorheen inpakte: hij begon een meubelzaak.
Emigratie is iets van alle tijden. Dat Boekelse emigranten zoveel mogelijk bezittingen meenamen dan wel verzonden, had uiteraard met de kosten te maken. Verkopen was in de moeilijke naoorlogse periode geen optie. Potentiële kopers hadden geen geld of konden het er niet aan uitgeven. Sinds 1951 gold er ook nog de zogenaamde bestedingsbeperking die ook private uitgaven aan banden legde. Een en ander was bedoeld om de handelsbalans op te krikken en de toen zwakke gulden te steunen. Het beetje privébezit dat quasi geëxporteerd werd, zal wel weinig effect gehad hebben, maar alle beetjes hielpen. Bij de eerdere 19e-eeuwse emigratiegolven namen landverhuizers vrijwel niets mee. De schepen waren er niet op ingericht en bovendien waren er de hoge Amerikaanse invoerrechten op vrijwel alles.
De emigranten van de jaren 1950 vertrokken nog voor het leven. Ze verwachtten niet hun familie ooit nog terug te zien, wat tot vele dramatische afscheidsscènes leidde. Amper twee à drie decennia later vlogen ze soms twee keer per jaar op en neer.
De Wanmeule – nr. 59 – december 2020