Door Jef Verhoeven.
Boekel heeft een lange geschiedenis als het om motorcross gaat. In de letterlijke zin sinds mensenheugenis. Ook vandaag is het nog een populaire sport die door velen bedreven wordt en door nog veel meer mensen gevolgd wordt. In de loop van de tijd heeft Boekel tientallen actieve motorrijders gekend, van pure hobbyisten tot professionals. Vooral in de jaren ‘70 en ‘80 van de afgelopen eeuw waren er vele hoogtepunten, maar ook tragische dieptepunten. Om de hele geschiedenis van het crossen in Boekel te beschrijven, zijn er meerdere ‘Wanmeules’ nodig. Dat laat ik graag aan anderen over, die meer kennis en betrokkenheid hebben. Heel veel is in de jaren ‘80 al eens in detail beschreven door Tijn Meulemeesters, in een 50 A4-pagina’s tellend boekje, dat in de Heemkamer ter inzage is. [1].
Dit artikel gaat over de periode daarvóór, de begintijd van de georganiseerde motorcross in Boekel. Een tijd die bij sommigen nog wel in het geheugen ligt, maar steeds verder vervaagt, of juist kleuriger wordt. Hoe langer terug, we hebben het dan over 60-65 jaar geleden, hoe mooier. Ook worden de verhalen steeds sterker. In liefhebberskringen vallen vroeg of laat steeds de namen van Jan Clynk en de gebroeders Dirks, en de heldendaden die ze verricht hebben. Ik heb het eens uitgezocht. In Boekel hebben ze vaak gereden, maar in de hoogtijdagen nooit een wedstrijd van enige importantie gewonnen; elders wel maar niet in Boekel.
Fascinatie voor het crossen
Waar kwam die fascinatie voor het crossen vandaan, niet alleen in Boekel, maar in de hele regio? In de jaren rond de Tweede Wereldoorlog waren motoren belangrijk, vooral op het platteland met zijn onverharde, moeilijk berijdbare wegen. Fietsen was op veel plaatsen bijna geen doen, auto’s waren er weinig en vaak was toch haast geboden. Een bekende verschijning was dokter Verbeek uit Gemert, die in een deel van Boekel de medische zorg waarnam en alle huisbezoeken, vaak nog laat in de avond, per motor (Harley-Davidson) aflegde, en daar ook nog mee ging crossen, zelfs al vóór de Tweede Wereldoorlog.
Motorrijden, en dan vooral terreinrijden, fascineerde velen. Er werden de raarste dingen in elkaar geknutseld, van veredelde bromfietsen tot gestripte legermotoren. Het was een hobby, die veel onderhoud en zelfwerkzaamheid vergde, en niet te vergeten veel kostte. Sponsoren waren dun gezaaid. Het was logisch dat ze onder elkaar wedstrijden gingen houden, en het gevolg daarvan was dat ze dit in clubverband gingen doen.
MOVA
Op 5 augustus 1948 werd in café Van Zon (Kerk-straat 1, Boekel) een club opgericht met de gemakkelijk in het gehoor liggende naam MOVA, afgeleid van Motorclub Opgericht Vijf Au-gustus. Voorzitter en drijvende kracht werd de gemeentesecretaris Jan Jans. De eerste jaren bleven de activiteiten bescheiden, maar in 1953 hadden ze een financiële meevaller. Een aantal bekende rijders vroegen om een wedstrijd mee te mogen doen bij wijze van training. Elders was er toevallig geen wedstrijd en het circuit in Boekel sprak aan. Ze brachten duizenden toeschouwers mee. In 1954 organiseerden de MOVA een grotere wedstrijd met deelname van Hennie Rietman uit Doetinchem, de absolute ster van het Nederlandse motorcrossen. Rietman won. Er waren 20.000 toeschouwers op af gekomen, een ongekend aantal, wat de MOVA een flinke financiële buffer gaf. Ze zetten de clubstructuur om in een stichting, wat het bestuur meer armslag gaf; het hoefde dan geen rekening te houden met wensen van eventuele lastige leden. Ze pakten het ambitieus aan.
Het jaar daarop investeerden ze in startgelden voor aankomende en al gevestigde internationale renners. Weer won Rietman, maar dat was voorlopig het laatste Nederlandse succes in Boekel. Weliswaar waren de Nederlandse Jan Clynk en de gebroeders Dirks in opkomst en waren zij de publiekslievelingen, maar in de hoogtijdagen van de motorcross in Boekel was het hoogste podium een Zweedse en Engelse aangelegenheid.
Circuit de Arendnest
De reputatie van Boekel als organisator schoot de hoogte in. Dit was te danken aan het circuit dat bekend stond onder de naam van het nabij gelegen buurtschap de Arendnest.
Motorcross was vooral een regionale sport, van het platteland, en meer specifiek van de hogere zandgronden van Zuidoost-Nederland en van de Achterhoek en Overijssel. In natte en vette klei was crossen geen doen. In Boekel was veel zand, zelfs diverse soorten, waaronder stuifzand van het fijnere soort waarin de wielen wegzakten, en dat daarna onmiddellijk weer dicht slibde. Het circuit had nog meer. Het was lang, soms 2,6 kilometer (het parcours was niet altijd hetzelfde) en vooral zwaar. Heel zwaar en heel moeilijk. Geaccidenteerd, bochtig en met grote hoogteverschillen. Spectaculair was de startbaan, een brede 300 meter lange zandvlakte van fijn geel zand waar de machines vol opengedraaid werden. Dan volgde een flessenhals en bochten die een uiterste concentratie van de coureurs vroegen. Daarna gingen ze, wat in Boekel de ‘béerg’ (bergen) genoemd werd, op. Een steilrand die ver boven de rest van het circuit uitstak. Op het circuit van de Arendnest was de helling niet alleen lang maar ook nog bijzonder steil. Als je halverwege stil viel, kwam je in de problemen. En dan volgde een steile diepe afdaling met twee opties: rijden of vallen. Alleen de echte specialisten wisten er mee om te gaan.
In enkele jaren tijd kreeg Boekel een reputatie onder de absolute Europese toprijders, en dat was ook de wereldtop. Zij wilden persé naar Boekel, niet alleen om acte de présence te geven en het startgeld op te strijken. Nee, hier konden ze echt hun kunnen tonen. Ze wilden Boekel winnen. Het was een van de eerste grote wedstrijden van het seizoen. De MOVA had beslag weten te leggen op de tweede paasdag als wedstrijddatum. Dat was zowel een vloek als een zegen. De zegen: het was een feestdag en in het toen nog erg kerkelijke Nederland telde dat. Iedereen was vrij en wilde na de strikte zondagsrust van eerste paasdag wel eens wat ontspanning. De vloek: nadeel was dat het een zwevende datum was. Het kon variëren van een koude maartse dag tot een warme dag eind april, en de net ingevoerde grand-prixwedstrij-den, toen 5 à 6, waren altijd op zondagen en over het seizoen verdeeld. Die telden voor het wereldkampioenschap; voor het eerst in 1957. Bill Nillson uit Zweden was de eerste wereldkampioen. In 1956 werd het nog Europees kampioenschap genoemd; toen was Leslie Archer over hetzelfde aantal wedstrijden op vrijwel dezelfde circuits ‘slechts’ Europees kampioen. In Boekel is nooit een grand prix verreden. In de glorietijd van Boekel als organisator, wonnen Archer en Nillson ieder twee keer. De sportpers kwam superlatieven tekort om Boekel te loven om de organisatie en de spectaculaire wedstrijden.
Hoogtijdagen
De absolute topjaren voor Boekel waren de tweede helft van de jaren 1950. Het publiek kwam massaal naar Boekel, en de kas raakte vol, wat ook nodig was om het hoge niveau vast te houden. Op de wedstrijddagen begon het publiek al vroeg toe te stromen via de diverse toegangs-wegen, vooral over de verharde weg van Boekel naar Handel. Maar ook via de Peelstraat en de Berkhoek, toen nog zandwegen. De organisatie had op alle toegangen controle- en kaartverkoopposten ingericht, maar kon niet verhinderen dat vanwege de dichte begroeiing vooral kinderen door de afzetting slipten. Voor kinderen was een bijkomende attractie het verzamelen van weggegooide statiegeldflesjes, waarmee ze een zakcentje opstreken. Het merendeel van de toeschouwers kwam per fiets of bromfiets. Het waren nog sobere tijden en auto’s lagen nog buiten het bereik van de meesten. Nog een groot verschil met tegenwoordig: allen kwamen in hun beste pak of jurk, en naargelang de temperatuur ook nog met hoed, sjaal en overjas. Vrijetijdskleding was nog een onbekend fenomeen. Men had werkkleding en nette kleding voor zondags; meer smaken kende men niet.
Op het circuit zocht het publiek vooral de plaatsen op waar spektakel verwacht kon worden. Met name bij de start stond het rijen dik. Voor de 125 en 250cc manches was de interesse niet echt groot, behalve bij de familie en aanhangers van de deelnemers, en bij de diehard-kenners. Het grote publiek kwam voor de ‘zwoar’, de zware 500cc klasse internationalen. Als die zich rond de start begonnen te verzamelen nam de opwinding toe en ook het geluidsniveau van de motoren. Het publiek drong naar voren achter de hekken om maar niets te missen. Genietend werden de geuren opgesnoven. De start was hét spektakel. Als de vlag viel – startschoten hadden weinig zin, die kon niemand horen – stoof het hele veld op volle snelheid naar de flessenhals en de bochten aan het eind van de startbaan.
Sterke zenuwen en een krachtig motorvermogen waren de hoofdingrediënten voor een goede start.
Na de start begon het wachten. De toeschouwers bij de start hadden geen enkel idee over het wedstrijdverloop. Aan het motorgeluid konden ze horen hoe ver de eersten waren. Naarmate het geluid toenam nam ook de spanning toe wie er als eerste de bocht om zou komen en alle hoofden waren een minuut van tevoren al gedraaid. Doorgaans kwamen de koplopers alleen of in kleine groepjes de bocht om en draaiden meteen het gas vol open. Het gros van de renners lag al direct op achterstand vanwege een slechtere start of valpartijen, wat dan weer leidde tot spectaculaire inhaalmanoeuvres.
De Nederlandse azen konden zich zelden in de strijd om de voorste plaatsen mengen, soms was er winst in één van de doorgaans drie manches. Het circuit vroeg te veel van mens en machine, en de buitenlandse toppers hadden, vaak gesponsord door motorfabrikanten, betere motoren en volop reserveonderdelen; uiterst belangrijk in de slijtageslag die het crossen was. Ook andere sponsoren hadden motorcross als middel tot promotie ontdekt, door circuit-, of wedstrijd- of renner-sponsoring. In Nederland bleef dat toen nogal achter. Op Jan Clynk na waren de Nederlands renners op zijn best semiprofs.
De meest succesvolle regionale renner in Boekel was Broer Dirks. Veel andere renners vonden het overigens wel raar dat hij ’s winters ‘droog’ trainde om zijn conditie op peil te houden en verder op te bouwen. Tegenwoordig is het ondenkbaar om dat niet te doen. Tot zover het professionalisme van de jaren 1950.
Conflicten
In 1958 bestond de MOVA tien jaar. Het kon niet op. Boekel hoorde echt bij de grote jongens, bij de allergrootsten. Motorcross was een grote publiekstrekker. Bij de grote wedstrijden kwamen vele tienduizenden toeschouwers.Zes top-organisatoren waaronder uiteraard Boekel, vonden dat het tijd werd om eens wat orde op bepaalde zaken te gaan stellen. Zij richtten de VOIT (Vereniging Organisatoren Internationale Terreinwedstrijden) op en verplichtten de renners zich aan hun reglement te committeren. Onder meer wilden ze de startgelden omlaag hebben. En de renners werden verplicht aan de wedstrijden van de VOIT deel te nemen, zelfs als er in een ander land een grand prix verreden werd. De renners dachten daar anders over en kwamen op hun beurt met eisen. Het conflict werd breed uitgemeten in de pers. Zie de krantenknipsels fig. 6, 8 en 9.
Broer Dirks hield een warm pleidooi om het Franse systeem van prijzen per manche, en dan ook nog hogere, in te voeren. Hij had het te vaak meegemaakt dat hij in twee van de drie manches topuitslagen reed en wegens machine-pech in de derde manche niet in de einduitslag voorkwam. Dan moest er soms veel geld bij. Hij reed evenals Clynk veel in Frankrijk en had daar de lucratieve wedstrijden voor het uitzoeken.
Beide partijen hielden de poot stijf. En beide partijen overspeelden hun hand. De renners misten de wedstrijden dicht bij huis en hun aanhang. De organisatoren misten hun topattracties en publiekstrekkers.
Clynk en de gebroeders Dirks waren samen goed voor zo’n tienduizend toeschouwers. In de paaswedstrijd van 1959 in Boekel bleven de Nederlandse toppers weg. Clynk had al wel bakzeil gehaald, maar was afwezig vanwege een blessure. De MOVA had nog wel het puikje van de internationale top gecontracteerd. Normaal was dit veld met de Nederlandse top erbij, goed voor dertigduizend betalende toeschouwers of meer. Nu waren het er onder zeer goede weersomstandigheden net tienduizend. Dat moet een gigantische tegenvaller geweest zijn en funest voor de financiële reserves.
Leslie Archer, gentleman Les, won met overmacht. Met twee overwinningen, evenveel als Nilsson, werd hij met zijn uitslagen in andere jaren meegeteld, de meest succesvolle renner ooit op de Arendnest. Er kwam nog een conflict bij met de bond, de KNMV (Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging), die van de organiserende clubs een hogere afdracht van entreegelden eiste voor hun ondersteuning en publiciteit. Dat werd geweigerd. Het voorseizoen in 1960 werd een ramp. De MOVA kreeg geen deelnemersveld van betekenis bij elkaar en ze zagen af van de organisatie, vermoedelijk om de kas te sparen voor betere tijden. Die leken er in de nazomer te komen. Alle conflicten werden bijgelegd. Besloten werd om het publiek in het najaar nog wat te bieden. Toen kregen de voormalige VOIT-leden, intussen VOM genaamd, ruzie onder elkaar. Sint Anthonis, de regionale rivaal van Boekel, wilde op 2 oktober groot uitpakken en contracteerde alvast de hele internationale top. Een consortium van de motorclubs van Schijndel, Gemert en Boekel legde echter vlug 2 oktober 1960 bij de KNMV als wedstrijddatum vast voor een wedstrijd op het circuit van Boekel. Het resultaat was uiteraard een flink verstoorde verhouding. Er zat ook nog wat oud zeer van jaren terug omdat de MOVA de begeerde paasmaandag weggekaapt zou hebben. Maar ze kwamen er uit. De door Sint Anthonis gecontracteerde renners werden van hun verplichtingen ontslagen en zouden op (veelal) dezelfde condities in Boekel rijden. ‘Sint-Tunnis’ zelf zou dan twee weken later een wedstrijd organiseren.
Het was de laatste echt grote wedstrijd in Boekel en het werd een tegenvaller. Er waren minder toeschouwers dan in de voorjaarswedstrijden, minder dan 15.000. Enkele toppers waren niet gekomen. Anderen hadden pech en vielen uit, onder wie Archer en Broer Dirks. Kranten spraken van misplaatste zuinigheid! Zuinigheid zal het bij de MOVA niet geweest zijn, waarschijnlijk hadden ze niet meer geld. De Zweedse routinier Lars Gustavsson won. Er zat duidelijk iets scheef. Het jaar daarop, in 1961, werd zonder opgaaf van redenen de cross enkele maanden uitgesteld. Het uitstel werd afstel. In 1962 werd nog een keer flink uitgepakt. De echte internationale top lag buiten bereik. Die konden ze al niet meer contracteren.
Dé grote kans voor de Nederlandse favorieten Clynk en Broer Dirks op de overwinning. In de eerste manche werd Dirks één en Clynk twee. De tweede manche volgde een bekend patroon. Clynk probeerde ‘door een boom te rij-den’ en viel geblesseerd uit. Broer Dirks had motorpech. De wedstrijd werd gewonnen door een totaal onbekende Brit, Frank Underwood, die niemand van tevoren een kans had toegedicht omdat hij nog nooit op een zandcircuit gereden had, maar hij het predicaat ‘internationale cross’ mede moest rechtvaardigen.
In 1963 heette het ook nog internationaal, maar toen stelde de buitenlandse deelneming helemaal niets voor. Eindelijk won Clynck, inmiddels ook over zijn hoogtepunt heen, een keer in Boekel, hoewel twee van de drie manches naar Broer Dirks gingen. Ondanks zijn uitvallen in de tweede manche, werd die daarmee toch nog achtste in het eindklassement. De tweede manche leek vaak een vloek voor Broer Dirks.
Het einde
Het was duidelijk dat de gloriedagen voorbij waren en niet meer terug zouden komen. In 1957 was er deels op het circuit een park met vakantiebungalows en de daarbij horende voorzieningen gebouwd. Genoemd naar een toponiem ter plaatse, de ‘Vliegberg’. Het was eigendom van een Haagse stichting die vakantie voor katholieke gezinnen – het was nog volop in de verzuiling – in een gezonde omgeving mogelijk wilde maken. De huisjes werden vooral gehuurd door personeelsverenigingen van ministeries. In 1962 ging de ‘Vliegberg’ over in particuliere handen en werd het gezelschap gemêleerder.
De ‘Vliegberg’ en de MOVA beten elkaar niet. Integendeel. De cross vond niet in het vakantieseizoen plaats. De campingbaas probeerde rond Pasen de huisjes te verhuren met als attractie de motorwedstrijden. Ook de kantine was een gunstige bijkomstigheid voor de vaak dorstige bezoekers. Ze maakten er reclame voor. Zie de poster uit 1959. Bij de laatste wedstrijd in 1964 werd het zelfs Circuit ‘Vliegberg’ genoemd.
De laatste wedstrijd van enige importantie was die van najaar 1964. Internationaal was het al niet meer. Wel telde die nog mee voor het Nederlands kampioenschap. Het werd van tevoren nog flink opgeklopt. Er werd de gebruikelijke zinderende spanning voorspeld. Lichtelijk overdreven. Vóór de wedstrijd in Boekel plaats vond was Broer Dirks al kampioen. Hij had bij wijze van spreken in het rennerskwartier kunnen blijven en een sigaretje roken. Dat deed hij niet. Hij won. Eindelijk ook een keer in Boekel.
Het was de zwanenzang van de MOVA. Het kwam niet meer tot verdere activiteiten.
In Boekel gingen al langer allerlei verhalen rond over grepen in de kas en studiereizen met bezoeken aan nachtclubs en aansluitend vertier. Niets is ooit bewezen en aanklachten zijn er niet geweest. Het bleef bij de rotsvaste overtuiging en het onweerlegbare Boekelse standaard argument van ‘zekers te weten’.
De grootste aderlating was in 1964 de promotie van clubvoorzitter en gemeentesecretaris Jan Jans tot burgemeester elders. Dat gunde iedereen in Boekel hem van harte. Zelfs een post in een prestigieuze gemeente als Eindhoven of zo. Maar dat het nu uitgerekend naar de concurrent ‘Sint-Tunnis’ moest zijn! Hij is daar twintig jaar burgemeester geweest en heeft ook nog de sluiting van het circuit aldaar meegemaakt.
Nawoord auteur:
Voor dit artikel heb ik verscheidene bronnen gebruikt. De belangrijkste zijn de fotocollectie van de Heemkundekring en het archief van de MOVA, voor zover aanwezig. Een groot deel daarvan is samengesteld door Tijn Meulemeesters. En verder de boeken ‘Boekel 650 jaar’ [2] en ‘Jan Clijnk, het atoomkanon van Helmond’ [3], en BHIC [4], Delpher [5], en diverse binnen- en buitenlandse websites.
Bronnen die de wedstrijden nog bezocht hebben, herinneren zich weinig details meer. Zelf heb ik, als niet direct fanatieke liefhebber op zeer jonge leeftijd twee wedstrijden bezocht. Een daarvan won Archer. Die naam is me bijgebleven. Dat moet dus in 1959 geweest zijn.
Veel heb ik uit berichten en soms schaarse gegevens af moeten leiden. Dus vergissingen zijn mogelijk. Die zijn dan geheel voor mijn rekening.
Dit artikel is eigenlijk enkele jaren geleden al geïnitieerd door Tijn Meulemeesters. Tijn heeft zelf jarenlang gecrosst in zijn jonge jaren en heeft in 1983 zelf een boekje samengesteld met name over het Boekelse crossen en de Boekelse crossers van de jaren 1960-1980. Tijn was ook jarenlang een zeer actief lid van de Heemkundekring, maar is helaas in 2020 overleden. Dit artikel is daarom opgedragen aan Tijn Meulemeesters (1952-2020).
Bronnen:
1 Tijn Meulemeesters, (1983); Motorcross Boekel; waarin een klein dorpje groot is.
2 Anny Schafrat c.s., (1963); Boekel 650 jaar.
3 Marcel Hermans, (2018); Jan Clijnk (1930-1989), het atoomkanon van Helmond.
4 BHIC; www.bhic.nl
5 Delpher; www.delpher.nl
6 Dagblad De Bommelerwaard, 17-02-1962