Een unster

  
Melk monster nemen

Een weeginstrument, tamelijk nauwkeurig zolang de veer niet versleten is, werd bij boeren en in de handel veel gebruikt. Zo kon overal ter plaatse snel het gewicht van een big worden vastgesteld, of van een zak graan. Voor die big moest er dan wel een juten hangmatje aan gehangen worden. Ook was het een instrument dat centraal stond bij een inmiddels verdwenen beroep, dat van de melkschepper. Op zijn Boekels de skûpper. Voor zowel de zuivelfabrieken als voor de fok- en controleverenigingen en de Gezondheidsdienst voor Dieren was het werk van de skûpper van belang.
Veelal werden boerenzonen die wat wilden bijverdienen hiervoor ingezet, als ze nog te jong waren met een ontheffing. In enkele gevallen ook boerendochters. Hun werk was bij boeren op locatie een monster te nemen van de melk van alle koeien, en ook vast te stellen wat de melkgift was per koe. Dus moesten ze de melk van iedere koe apart zien te wegen in een standaard emmer, en een monster nemen voor het bepalen van het vetgehalte

Een unster

Koeien werden destijds vooral beoordeeld op liters en vetgehalte. Het vetgehalte werd op de zuivelfabriek met behulp van een centrifuge vastgesteld. De getallen vormden de basis voor de rundveeverbetering, en moesten dus onafhankelijk worden vastgesteld. Ook was het essentieel dat de monsters eerlijk genomen werden. De skûppers van toen werden geselecteerd op zowel eerlijkheid en nauwkeurigheid als slimheid. Immers, boeren hadden groot belang bij hoge cijfers. Ze mochten dus nooit ‘helpen’ bij het wegen. En er moest worden opgelet dat er geen vermenging optrad met melk van een ‘verse’ koe, die immers een hoger vetgehalte heeft. De melkscheppers van toen leerden snel hun pappenheimers kennen, en kunnen daarover sappige verhalen vertellen. Ze moesten in zomer en winter op de fiets via al die zandwegen in alle vroegte zich op de plek melden, waar de koeien op dat moment werden gemolken.

Wekelijks melkonderzoek van vetgehalte van de koeien die behoorde bij de fokvereniging Boekel. Men is bezig met het titreren van melkmonsters, het onderzoek werd gedaan door de monsternemers (scheppers) onder leiding van een laborant van de fabriek.
Personen op de foto vlnr: Jan van Dijk, Jan van Kessel, Piet Gijsbers, Martien van Kessel, Harrie Bevers, laborant.

Behalve een unster en een monsterpotje aan een lange steel, vervoerden ze ook altijd een kist met flesjes, waarin de individuele melkmonsters werden bewaard. Een zware driepoot om de unster voor de weging aan te hangen sleepten ze dan ook in Boekel liever niet ook nog mee. Die melkemmer konden ze ook buiten in de wei zelf wel tillen. Als de koeien binnen stonden konden ze de unster wel ergens aan hangen. In het melkboekje noteerden ze alle resultaten per boer en per koe. De veefokkerij stond nog in de kinderschoenen. Zo hield men toen te weinig rekening met het effect van een juiste voeding op de melkgift en op de melksamenstelling. Goede boeren deden dat wel, bijvoorbeeld met extra koek en ‘mangels’ en behaalden zo de hoogste cijfers, die dan slechts gedeeltelijk iets te maken hadden met de genetische verschillen. En naar het eiwitgehalte van de melk werd nog niet gekeken. De skûppers hebben zich tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw verdienstelijk gemaakt.

Door Toon Wassenberg