door Martha van Eerdt
Op een zonnige middag rijden Marietje van den Broek en ik naar Riek Beekmans, in Boekel beter bekend als Riek Rutten. Als we binnenkomen, staat de koffie met koek al klaar. Riek en Marietje kennen elkaar van de lagere school in Boekel. Dat is nu bijna 85 jaar geleden (foto 1).
Riek is de oudste dochter van Ties Rutten en Mien van de Burgt. Ze woonden in de Molenwijk, aan de noordkant van Boekel (foto 2). Marietje is de jongste dochter van Hendricus van den Broek en Martha van de Valk en zij woonden op de Zijp, aan de oostkant van Boekel, diep in de Boekelse Peel.
Samen halen Marietje en Riek herinneringen op aan hun gezamenlijke schooltijd.
In de oorlog naar school
Marietje en Riek zaten op de Sint Josephschool. De school was van de Congregatie Zusters van Liefde te Schijndel. Het klooster van de zusters stond naast de school (foto 3).
Het was een ongewone tijd toen Marietje en Riek naar school gingen, want het was oorlog. Toch is het niet alleen maar kommer en kwel, zo blijkt uit hun verhalen. De schoolperiode begon met de fröbelschool, ook wel bewaarschool genoemd, bij zuster Rosula. De kinderen zaten stil in hun bankjes met de armpjes over elkaar en soms met een vingertje op hun mond. De dag begon en eindigde met een gebed.
Het dagprogramma bevatte onder andere matjes vlechten met repen papier en kraaltjes rijgen. De kinderen tekenden op een lei met een griffel en ze hadden een sponsje om uit te vegen. Riek vertelt: “Héél soms mochten we in het Zustersbos (dit lag achter het klooster) krötjes (dennenap-peltjes) rapen voor de grote hoge kachels. Dat was feest! Na één jaar kleuterschool gingen we al naar de eerste klas van de ‘grote’ school. Moeder-overste kwam wel eens op bezoek. Dan begroetten wij haar, staande langs de bank, met haar aanspreektitel ‘Dag Eerwaarde Moeder.’ De kleinste kinderen kenden die titel niet en zij zeiden dan ‘Dag vader-moeder.’” Een bijzondere herinnering voor Riek en Marietje was het bezoek van Sinterklaas en zijn Pieten. Sint kwam op een echte schimmel en de Pieten hadden volle zakken met speelgoed. Achteraf denkt Marietje dat het plan van een echte Sinterklaas op een paard waarschijnlijk is bedacht door de Nederlandse soldaten die tijdens de mobilisatie in Boekel waren gelegerd. Marietje zegt: “Deze zichtbare Sint was heel apart voor ons want hij kwam thuis voorheen altijd ’s nachts. De volgende dag lagen dan de cadeautjes op een tafel: kleurboeken, taai-taai en zelfgebreide dassen en wanten, en voor allemaal gezelschapsspelen zoals ganzenbord en speelkaarten.” Marietje kijkt nog steeds verrukt als ze erover vertelt. “Ik zat toen bij zuster Assistant (zuster Jacobi, de assistente van de moeder-overste), een hele lieve zuster.”
Noch Marietje noch Riek was erg bang in de oorlog. Riek zegt: “Ik was maar een durske.” Marietje
vertelt dat ze in bed lag te luisteren naar de ‘Vrolijke Fransjes’, de verkenningsvliegtuigen die overvlogen. Ze wist dat daarna de bommenwerpers kwamen: “Ik vond dat mooi want dan mocht ik uit bed. Ik heb een
brandend vliegtuig naar beneden zien komen. Bij ons in de buurt, in het Rietven, is ook een V1 gevallen bij Janssen. [2]. Omdat één kind huilde, was die bij zijn ouders in bed gekropen. En uitgerekend zijn bed werd door de bom getroffen. Dat kind had echt een goede engelbewaarder.” Riek vult aan: “In de oorlog hingen onze kleren op stal zodat je ze snel aan kon trekken. Ik heb één keer bij ome Nelis (van Nelis Dries Aarden = van Lankveld) op de Bovenstehuis geslapen. We zaten toen in een schuilkelder. Dat was een ronde silo die gebruikt werd voor het kuilvoer. Over die silo lagen houten palen met gras en zand.” Riek herinnert zich nog goed dat Dorus d’n Tieleman naar haar moeder riep: ‘Marie, bid maar.’
“Op de binnenplaats van de school stonden lindebomen. In de oorlog moesten we de bloesem eraf halen,
want daar werden medicijnen van gemaakt.” De oorlogstijd werd gekenmerkt door grote schaarste. Er waren voedselbonnen, en bonnen voor schoenen van gestampt papier. Die schoenen gingen stuk als het regende. De hoeveelheid bonnen was beperkt. Daarom werd er zelf kaas gemaakt en brood gekneed in de trog, zoals Marietje vertelt. Haar oudste zus Hanneke deed veel verstelwerk (zie ook het fotobijschrift bij foto 6) en ze maakte hemden van kippenvoerzakken. Dat waren witte zakken van de firma Sluis met daarop een haan. “Op school werd het schrift helemaal vol geschreven vanwege papiergebrek, zowel op de lijntjes als tussen
de lijntjes en ook op de binnenkant van de kaft. Op de kleuterschool moesten we de kraaltjes na het rijgen weer van het koordje halen en terugdoen in het blikken sigarendoosje zodat ze ook weer door een volgend kind gebruikt konden worden.”
Op 24 september 1944 werd Boekel bevrijd van de Duitse bezetting. De scholen werden ingenomen door de geallieerde militairen; “onze bevrijders”, zoals Marietje zegt. Riek zegt: “Voor onze klas werd een oplossing gevonden in de boerderij van Ties Tielemans op de Neerbroek. De kleine voorkamer werd ingericht met enkele
banken, maar dat was niet genoeg voor onze hele klas.” Behalve dat er weinig ruimte was, bleek de Neerbroek toch wel heel ver weg voor de kinderen die te voet van de Aa, of zoals Marietje, helemaal uit de Zijp moesten komen. Daarom werd er een klaslokaal ingericht in de ‘eiermijn’ achter de slagerij van Thé van den Elzen. Het schoolmeubilair daar bestond uit schragen met daarop schotten.
De lange weg naar school
Marietje was de jongste thuis. Ze moest meer
dan een half uur lopen naar school. Riek
woonde ook ver weg, maar omdat het een verharde weg was van haar huis naar de school, kon ze in minder dan een half uur op school komen (zie foto 4).
Riek ging samen met haar vriendin, Miet van den Biggelaar, die tegenover haar woonde. Ze gingen elkaar dan ‘aanroepen’. Riek en Marietje woonden op een boerderij. Fietsen hadden ze niet. De moeder van Marietje zei wel eens: “Als mijn fiets gaat jongen, dan krijg jij d’r ook een.” Marietje merkt op: “Allerlei dieren jongden op de boerderij, maar de fiets jongde nooit. En Sinterklaas bracht de fietsen ook altijd naar de kinderen in de straat, maar wij hadden ze nodig.” Riek zegt: “Ik ging pas laat aan het fietsen en onze Ome (Adriaan van de Burgt, foto 5) zei dan: ‘Niet naar de trappers kijken, maar vooruit kijken, naar voren.’”
Marietje ging dus te voet en vaak alleen door weer en wind en sneeuw. Net boven haar waren er vier oudere broers maar die hadden andere schooltijden want zij zaten op de jongensschool. De zus boven haar was acht jaar ouder. Ze vertelt: “Het was toen heel anders dan nu. De Peel was nog een grote vlakte, zonder bomen. Er liep een smal karrespoor van de Zijp naar de Burgt. Links was een sloot en rechts was een greppel, ‘de grip’.
Ik liep op klompen en als de leren riemen te wijd werden dan maakte mijn vader ze met een spijkertje erbij weer strakker; dat liep gemakkelijker.
In de winter heb ik het wel eens zo koud gehad dat ik ‘skruiwde’ (huilde). Als er zo’n harde koude wind stond, dan lagen er sneeuwduinen op het pad. Met een paard dat een wortelstronk voort trok, moest er soms een weg gebaand worden door die sneeuwduinen. Normaal hadden we op woensdag een halve dag school, maar in de winter was dat een hele dag want dan hoefde de kachel niet aan op zaterdag en dat scheelde weer in de stookkosten. De rest van het jaar was het pad vaak modderig. Ik nam ook wel eens een kortere weg die over de waterval op de Donk liep (foto 4). Er waren muurtjes aan beide kanten van de waterval. Maar als het veel had geregend dan schuimde het water in de waterval, en dan was het te onstuimig om er overheen te springen. Mies van den Boogaard woonde daar toen naast de waterval op de Donk. Omdat ik zo ver van school woonde mocht ik tussen de middag overblijven bij Hannesoom. [4]. Die woonde bij de zusters en had daar een kamer. Daar kreeg ik dan tussen de middag warm eten. Hannesoom at het liefst petazzie (stamppot), maar ik kreeg hetzelfde eten als de zusters en de andere bewoners. Nou, dat was toch lekker.” Marietje kijkt alsof ze het nog steeds kan proeven.
De school en de kerk
De godsdienst was toentertijd een belangrijk onderdeel van het leven en zeker op school waar de jeugd moest worden opgevoed tot goede katholieken. Marietje vertelt: “Dat begon al op de fröbelschool bij zuster Rosula met het bidden van het ‘Onze Vader’ en het ‘Wees gegroet’. En we leerden de gebeden ‘Oefening van Berouw’, ‘- Geloof’, ‘- Hoop’ en ‘- Liefde’”
Riek en Marietje gingen, zoals de meeste kinderen, elke dag naar de kindermis van acht uur. Ze mochten dan niet ontbijten; ze moesten nuchter zijn om de hostie zo rein mogelijk te ontvangen. “Ja”, zegt Riek, “als je naar de mis was geweest dan kreeg je een plaatje. Na de mis gingen we ontbijten en we mochten bij koud weer een flesje melk opwarmen op de hoge kachel op school. Die dronken we op bij onze boterhammen. Op de eerste vrijdag van de maand hadden we de ‘Devotie voor het Heilig Hart’. We gingen dan met de hele school om 15:00 uur bidden en zingen bij het beeld van het Heilig Hart dat toen in de binnentuin van het klooster stond. Daarna gingen we weer naar school terug.”
In de tweede klas deden de kinderen hun Eerste Communie. Riek vertelt verder: “Zuster Desideria, het hoofd van de school, bereidde ons voor op wat dat was ‘te Communie gaan’ en wat dat betekende. Ze oefende met onze hele klas in de kerk voor de Eerste Communie. We gingen in een rij naar de communiebank. Bij het eerste belletje stapten we de verhoging op. Als het tweede belletje klonk dan knielden we op de marmeren communiebank met de handjes onder een witte overhangende doek die de communiedwaal heette. De pastoor legde de Heilige Hostie toen nog op de tong. Als het belletje dan weer klonk moesten we opstaan, ons omdraaien en terug naar onze kerkbank lopen. Met de handjes voor de ogen, om niet afgeleid te worden, moesten we in stilte bidden, ‘praten met Jezus’. Om te zien of de anderen al uitgebeden waren, keek ik stilletjes tussen mijn vingers door. Op de dag van de Eerste Communie hadden we de hele dag vrij en er was een klein feestje thuis met cadeautjes zoals beeldjes van heiligen en rozenkransjes. Er was taart en we mochten het ‘menu’ kiezen. Ik heb daar goede herinneringen aan.” Marietje gaat door: “Eens in de paar jaar kwam de bisschop het Sacrament van het Vormsel toedienen. In onze tijd was dat Monseigneur Diepen. De kapelaan gaf de godsdienstlessen in de 5e en 6e klas en de pastoor in de 7e en 8e klas. Van pastoor De Raad kregen we ook huiswerk. Wie in het laatste jaar de meeste punten haalde mocht dan bij de Plechtige Communie het opdrachtgebed bij het Maria-altaar doen.” Riek en Marietje waren de besten van de klas. Riek vult aan: “Bij de Plechtige Communie spraken we dan zelf de doopbelofte uit die door een peter of meter was uitgesproken bij onze doop: de vernieuwde doopbelofte werd die genoemd. We kregen een diploma uitgereikt. Vóór de Tweede Wereldoorlog kregen de communicanten ook een missaal of kerkboek als cadeau.” [5].
Dan was er de processie naar Handel op 8 september en de kindsheidoptocht. De kinds-heidoptocht was bedoeld om de kinderen het besef bij te brengen van de missie onder heidenen. De kinderen gingen verkleed als paus, missionaris of zwarte kinderen uit Afrika. Marietje vertelt: “In 1946 mocht ik Onze Lieve Vrouw van Lourdes zijn (foto 7) en Dilia Biemans was toen Onze Lieve Vrouw van Fatima.” [6]. Als kinderen mochten Marietje en Riek ook bruidje zijn bij de sacramentsprocessie, tien dagen na Pinksteren. De bruidjes strooiden papieren bloemen en liepen voor de pastoor uit, die met de monstrans met het ‘Allerheiligste’ door de straten van het dorp liep. Op de kiosk bij de molen was een rustaltaar waarop de monstrans werd uitgestald en waar gezongen werd en de zegen gegeven. De sacramentsprocessie werd begeleid door de harmonie. Vooraan in de processie liepen de bruidjes. Er waren bruidjes met groene strikken in het haar die grote palmtakken droegen. Bruidjes met rode strikken die schilden droegen met daarop Bijbelse spreuken. De paarse bruidjes mochten de lijdensvoorwerpen dragen op paarse kussens, zoals de gesel, de speer, de dobbelstenen en de doornenkroon. Er liep ook een Maria mee die een gouden kroon droeg en een blauwe mantel aan had. Met haar liep een groep engeltjes met gazen vleugels en daarop gouden sterretjes. De straten waren versierd met witte, houten bogen en zuilen vol bloemen. Achter de ramen in de straat stonden heiligenbeelden met bloemen en kaarsen. Marietje zegt: “Dat was voor ons heel mooi want er was toen weinig te beleven in Boekel.” [7].
Wat leerden de meisjes op school
Voor de oorlog begon het schooljaar op 1 april. Na de oorlog werd dat 1 september. Riek en Marietje vertellen: “Drie keer per jaar kregen we een rapport. Het belangrijkste stond bovenaan de lijst en dat waren de punten voor gedrag, vlijt, beleefdheid, orde en netheid. Daar kregen we allemaal apart een punt voor. En dan natuurlijk godsdienst en daarna pas volgden de andere vakken. Een belangrijk hulpmiddel in de godsdienstles was de catechismus. De
catechismus was een boekje met vragen en antwoorden. Elke week moesten we een gedeelte van buiten leren en op kunnen zeggen.”
“Onze schrijfmethode heette ‘Eerst duidelijk, dan snel’. In de lagere klassen leerden we schrijven met potlood”, vertelt Riek. “Later kregen we een kroontjespen en schreven we met inkt. We hadden een inktlap van 3 à 4 lapjes stof, vastgezet met een knoop in het midden. Met die inktlap maakten we de pen droog en schoon. We gebruikten ook vloeipapier om het geschrevene droog te deppen en af te dekken zodat er geen vlekken kwamen als we er met onze hand overheen gingen.” “Ja”, vult Marietje aan, “we moesten schuinschrift leren. De lijnen ophalen en neerhalen en dat neerhalen moest dan met meer inkt, dan werd de lijn een beetje dikker en daardoor mooier.” “Ja”, zegt Riek, “zoals in de letter H. Ik kon goed schrijven en dan mocht ik mijn letter H in alle klassen laten zien.” “In het midden boven in de bank zat het inktpotje met een schuifje tegen het uitdrogen. We zaten toen nog in schoolbanken in plaats van op stoeltjes en aan tafeltjes zoals later in Mariagaarde” (de naam van de latere nieuwe school). Marietje vervolgt: “Lezen deden we onder andere met de boeken van de Zand-mannetjes van To Hölscher. Rekenen met het boek De Nieuwe Vierman (foto 8a en 8b). Dat was veelal
hoofdrekenen en tafels opdreunen ‘tot in de eeuwigheid’. En dan waren er nog de vakken vaderlandse geschiedenis, aardrijkskunde en biologie.” Zoals op veel katholieke scholen in die tijd werd in Boekel voor zingen de Ward-methode gebruikt. Marietje vertelt: “Op het bord werd een trapje getekend met daarop de cijfers 1 tot en met 8 voor de namen van de noten. Met een aanwijs-stok oefenden we de goede toonhoogte.
Op de grote speelplaats deden we allerlei spelletjes zoals zakdoekje leggen, hinkelen, knik-keren, kaatsen (soms wel met drie of vier kleine ballen), tikkertje en verstoppertje. In de winter werd er water op de speelplaats gegoten voor ijsbanen. Dat was helemaal een succes. Zelfs kapelaan Van Vlerken ‘slibberde’ mee in zijn lange zwarte toog.”
“Zuster Antonetto gaf ons handwerken”. Marietje haalt een kleedje tevoorschijn met een driedubbele geborduurde rand. “Kijk, dit heb ik geborduurd toen ik in de tweede klas zat. Nadat ik lang ziek was geweest, was het blauwe garen op en moest ik daarna verder gaan met een andere kleur blauw. Kijk, dat kun je hier zien.” Ook aan breisels werd soms lang gewerkt. Zo waren na de vakantie de breinaalden soms verroest omdat de kinderen er voor de vakantie zo op hadden zitten zweten met hun zweethandjes. In de loop van de jaren 1940-1945 werd aan de schooljaren een achtste klas toegevoegd. Daarin werd veel tijd aan handwerken besteed en kon je een lingerie-diploma halen. “Toen heb ik dit gemaakt van vloeipapier.” Marietje houdt een schortje op van heel dun papier dat afgebiesd is met oranje crêpepapier. Het ziet er prachtig uit met fijne rijgsteekjes (foto 9). “In het dunne papier zat snel een scheur maar die werd dan dichtgeplakt met restjes papier. Na deze periode werd er gewerkt met de naaimachine en met echte stof.”
De zevende en de achtste klas kregen samen les. In de achtste klas zaten toen nog maar zes leerlingen: Annie van Kessel, Netje van Hees, Cis Bosch, Riek Manders en Riek en Marietje. Als met de leeftijd van 12 jaar de leerplicht eindigde gingen de meeste meisjes van school om te gaan werken. Marietje kreeg Frans in de achtste klas omdat ze naar de ULO zou gaan, de rest kreeg dan handwerken.
Goed kunnen leren: de oudste en de jongste in het gezin
Riek was de oudste thuis. Er was een ouder kind geweest (ons Harrieke) dat niet wilde groeien en op jonge leeftijd overleed, maar daar werd nooit over gesproken. Vijf en een half jaar na de geboorte van Riek werden Dora en Mien, een tweeling, geboren. Riek zegt daarover: “In de nacht van de geboorte van de twee zusjes mocht ik een nachtje gaan slapen bij ‘Biegele’, de familie Van den Biggelaar tegenover ons. Onze vader kwam me ’s morgens halen en hij zei: ‘Het zijn er twee.’ Ik snapte dat eerst niet. Zwanger zijn werd in die tijd voor kinderen geheimgehouden.” Later kwamen er nog vier kinderen; zie foto 10.
Marietje is de jongste van 11 kinderen; zie foto 11. Ze vertelt: “Ik was laat. Ons moeder was al 47,5 jaar. Ik ging graag op stap met ons Hanneke, mijn oudste zus, daar heb ik ontzettend veel van geleerd. Hanneke was de oudste van vijf jongens en zes meisjes. Ze zou heel graag een opleiding hebben gevolgd. Zelfs op haar 90e had ze er nog spijt van. Ze miste vooral dat ze geen vreemde talen kende. Op latere leeftijd heeft ze nog de huishoudschool gevolgd en diverse cursussen. Zo heeft ze in België een opleiding gedaan voor het opstarten van een Chiroclub (een scoutinggroep voor meisjes). In Boekel heeft ze daarna volgens die methode het Lelycorps opgericht, een club voor jongere meisjes. Later is ze akela (leidster) geworden bij de kabouters (ook een scoutinggroep). We scheelden 16 jaar maar qua interesses zaten we dicht bij elkaar. Ze heeft ervoor gezorgd dat ik ‘op school’ ging, naar de ULO ging, omdat ze dat zelf niet gekund had. Jongens werden meer gestimuleerd dan meisjes.”
Riek zei: “Ik kon niet studeren want ik was thuis heel hard nodig. Ons moeder zei: ‘Ik kan auw niet missen.’ Ik kon goed naaien en daarom mocht ik toen naar de naaischool in Erp.” Marietje vult aan: “In de achtste klas vertelde Riek aan mij dat ze dacht dat haar moeder in verwachting was, maar dat niet zeker wist. Daar werd in die tijd niet met kinderen over gesproken. Ze had wel gezien dat het spoeltje van de naaimachine van haar moeder ’s morgens vol en ’s middags halfleeg was. Moeder had onder schooltijd zitten naaien omdat er weer een kleintje kwam. Later zei moeder: ‘Ha’k ‘t maar geweten dat jij dat gezien had, dan had ik niet onder schooltijd hoeven naaien.’” Marietje vervolgt: “Na de lagere school waren de meeste moeders van grote gezinnen maar wat blij met de hulp van hun oudste dochters in plaats van de kost en inwoning van een meid. Riek zegt: “Ik ging onder andere naaien bij Trina Timmer en Harry van Grinsven. Ik ging daar graag heen. Ik naaide bij de mensen thuis tot acht uur ’s avonds. Ik bleef daar ook eten. Daarna ging ik dan nog naar de gidsen (een oudere scoutingmeisjesgroep) waar ik leidster was. Ik ben met mijn 30e getrouwd.”
Marietje vertelt: “Ik kreeg als jongste wel de kans om te gaan studeren. Na de oorlog ging ik naar het internaat van de Zusters in Schijndel. Ik ging intern; dat was toen heel gebruikelijk. Na de oorlog was het leerjaar vol dus heb ik eerst in Boekel nog een extra jaar gedaan; ik noemde dat voor mezelf de negende klas. Mijn moeder zei: ‘Beter op school dan thuis.’ Ik had ook naar Oirschot of naar de Zusters in Aarle-Rixtel gekund. Mijn va-der had een nicht in Oirschot bij de Francisca-nessen. Ons moeder vond het beter om naar Schijndel te gaan, want de ULO daar was van de Zusters van het klooster in Boekel. In 1947 ging ik naar Schijndel. Greet Welten ook. Ik was veertien en ik moest bonkaarten meenemen naar het internaat. Dat waren koffiepunten, maar wij kregen daar thee. Ik ging eerst drie jaar naar de ULO. Daar moesten we van top tot teen helemaal in het zwart gekleed zijn. Er mocht nog geen puntje gekleurd zijn in je kleding. Ik heb toen mijn pop (een grote en heel bijzondere pop) moeten inruilen tegen zwarte stof. Er was, net na de oorlog, gebrek aan alles. Later is het pas een openbare ULO geworden. Meisjes gin-gen weinig naar de middelbare school want die trouwden toch en werden dan huisvrouw.”
Marietje ging daarna nog vier jaar naar de kweekschool in Schijndel. Na het behalen van haar diploma ‘Vakbekwaamheid’, zoals dat toen heette, heeft ze één jaar op de Maria-school in het dorp Zeeland gestaan en daarna is zij 34 jaar onderwijzeres geweest op de meisjesschool Mariagaarde in Boekel. Tegenwoordig heet die school Octopus. Ze vertelt: “In die tijd had je veel grote gezinnen. Mijn eerste klas in Boekel telde 51 kleintjes.
Na 35 jaar ging ik met vervroegd pensioen om plaats te maken voor net afgestudeerde
leerkrachten die in 1989 hard op zoek waren naar een baan.”
Marietje en Riek zijn nu 90 jaar en allebei nog helemaal helder van geest, zoals uit dit verhaal blijkt. Ik heb geprobeerd om de gespreksonderwerpen in vijf thema’s onder te brengen. In werkelijkheid verliep ons gesprek meer associatief. Er kwamen allerhande verschillende herinneringen naar boven. Het kan dus best zijn dat ik belangrijke dingen over het hoofd heb gezien of misschien zelfs een foutieve link heb gelegd. Ik wil de lezers daarom graag oproepen om correcties of aanvullende herinneringen te delen met de Heemkundekring.
De Wanmeule – nr. 65 – december 2023
Bronnen
- Bart van de Ven (2005); Liefdegesticht ‘Sint Petrus’; De Wanmeule 29, p. 39-43. En https://www.heemkundekringboekel.nl/rutger-van-herpenstraat-klooster/
- Dit was eind 1944 in de nacht van 25 op 26 december. Zie voor verdere info: M. van Sleeuwen (2005); De luchtoorlog boven Boekel en Venhorst 1940-1945; De Wanmeule 29, p. 15-26, p. 24.
- Van Eerdt, Martha en Jo van Grinsven (2019); Historische kaarten van Boekel en Venhorst (deel 2); De Wanmeule 57, p. 20-24.
- Hannes van de Valk: Hannes was in pension bij de zusters. Hij had er een eigen kamer. Hij hielp de stal-zuster vaak op de boerderij.
- Meer informatie over het kerkelijk leven in vroeger tijden: Piet Kessels, Jan Manders, Gerard Trienekens, Bart van de Ven, Ton Vogels en Lidwien Verstraaten (2009); Het kerkelijk leven in vroeger tijden; De Wan-meule 36, p. 18-30. En https://www.heemkundekringboekel.nl/het-kerkelijk-leven-in-vroeger-tijden/
- Meer informatie over de kindsheidoptocht: Heilige Kindsheid; https://schijndelwiki.nl/index.php?title= Heilige_Kindsheid
- Meer informatie over de sacramentsprocessies in
Boekel: Fien van der Velden-van de Horst (2006); De Sacramentsprocessie; De Wanmeule 31, p. 28-29. - Archief Heemkundekring Sint Achten op Boeckel.