Martien de Rijck: na 6000 mollen en 70.000 km gestopt

  
Foto 1. Martien met zijn onafscheidelijke pet.

door Jan Meulemeesters
Met zijn onafscheidelijke pet en fiets was Martien de Rijck meer dan twintig jaar een bekende verschijning in Oost-Brabant als ‘de mollenvanger uit Boekel’. Hij schat dat hij in die tijd meer dan 70.000 kilometer gefietst heeft om 6000 mollen te vangen.
Het was een petekind met een graszodenbedrijf dat hem na zijn pensionering (hij was verpleegkundige in Huize Padua) in 2001 vroeg hem te verlossen van een mollenplaag. Zijn klanten zaten niet te wachten op een gazon met gaten erin. Martien begon met tien klemmen (intussen heeft hij er 79). Kopers van de graszoden vroegen Martien op hun beurt om hun gazon te beschermen tegen de mollen. En ook veel boeren, want molshopen zorgen voor zand tussen het gemaaide gras en dat is slecht voor koeien. Martien vroeg vijf gulden per mol.
Elke morgen om 7 uur zat hij op de fiets (koffie en boterhammen mee) zodat hij bij het eerste licht de klemmen kon controleren of nieuwe klemmen kon plaatsen. Bij het vallen van de avond terug. Heel Oost-Brabant doorkruiste hij, van Sint Anthonis tot Helmond en Den Dungen, soms 130 km op een dag, 4000-5000 km per jaar. Soms ving hij maar enkele mollen op een dag, dan weer zes op één ochtend. Gemiddeld 300-500 per jaar. Eén keer vond hij twee mollen in één klem.

Agenda’s
Hij heeft agenda’s bewaard met zijn vangsten: 2014 was een topjaar met 525 stuks. In totaal bezocht Martien 2689 adressen. Hij versleet drie banden per jaar. De Gazelle-fabriek verleende hem een onderscheiding omdat hij een recordaantal kilometers aflegde op één fiets. In zijn agenda’s vermeldt de mollenvanger ook de vindplaats: “Vaak onder een heg of in het hekkengat”. “Mollen zijn slim, maken hun nesten het liefst op een beschermde plek, onder prikkeldraad bijvoorbeeld, zodat koeien ze niet met hun hoeven kunnen vertrappen. Ze maken 4-5 hopen per nacht en 45 meter nieuwe gang. Ze maken hopen om drie redenen. Om overbodige grond kwijt te raken bij het graven van gangen, of voor een nest (50 cm diep, 25 cm breed), of voor voorraadkamers, vooral in de winter. Ze eten voornamelijk pieren, wormen. Ze bijten de dieren eerst de kop af; zo kunnen ze niet verder graven maar blijven in leven. Verder eten ze vooral insectenlarven. Mollen leven alleen, ze verdedigen hun eigen territorium fel. Maar in het voorjaar gaat het mannetje op zoek naar een vrouwtje. Dat werpt 2-6 jongen, die na een week of negen op zoek gaan naar eigen territorium. Ze kunnen zich onder de grond verplaatsen met de snelheid van vijf km per uur vooruit en 4 km per uur achteruit.”

Dode mol terug in de natuur
Waarom verkoop je de mollenvellen niet? “Dat is me teveel werk. Eerst moet je dan de mol villen, de huid uitrekken op een plankje en tenslotte geruime tijd laten drogen. Ik geef de dode mollen terug aan de natuur. Ik leg ze op een paaltje of zo, zodat kraaien of andere vogels zoals reigers ze kunnen opeten. Ik heb een reiger met zijn grote snavel een mol uit zijn gang zien pikken. Dan smijt-ie de mol met zijn neus naar beneden op de grond. Dat is dodelijk voor de mol. Aan de slootkant dompelt de reiger de mol onder water en slikt hem in één keer in.”

Oranje mol
Trots is hij dat hij een keer een oranje mol heeft gevangen en enkele albino’s (witte mollen). Normaal is de vacht van een mol zwart of grijs. Bijzonder ook was dat hij drie zwarte ratten in zijn klemmen vond.

Stoppen
In de loop van de tijd bouwde Martien een goede band op met zijn ‘klanten’: altijd stond de koffie met koek klaar. Als ze niet thuis waren, stond de poort open, lag de sleutel klaar. “Toen ik op een gegeven moment wilde stoppen, kwam de vrouw van een cardioloog uit Den Dungen me met de auto halen.”
Inmiddels is ‘de mollenvanger uit Boekel’ gestopt. “De Parkinson is te hevig geworden.” Maar de nu 82-jarige fietst nog wel elke dag, maar nu op een driewieler. “En ik verveel me nog geen moment op mijn kamer in St.-Petrus.”