Door Jef Verhoeven.
Boekel heeft in het verleden een viertal zuivelfabrieken gehad waarvan ‘De Boterbloem’ nog wel in het geheugen van veel mensen gegrift staat. Zij werd in 1912 geopend en was naar de normen van die tijd modern. Gemechaniseerd en goed georganiseerd: van koe tot consument. Het was nog een pur sang boterfabriek met karnemelk en consumptiemelk als nevenproducten. Van kaas maken hadden ze nog geen kaas gegeten. Dat kwam pas tientallen jaren later, in 1952. In 1992 ging de fabriek dicht en werd een tijd daarna afgebroken; na lange tijd een markant punt in Boekel te zijn geweest. Niet veel herinnert er nog aan. Met een beetje goede wil de vroegere directeurswoning en een nieuwe straat die De Boterbloem heet. En bij de ingang van het appartementengebouw dat er nu staat, de oude gevelstenen met de naam ‘Stoomzuivelfabriek De Boterbloem’.
‘De Boterbloem’ kan beschouwd worden als het product van een bijgelegde ruzie, al zou er onder druk van de vooruitgang toch wel een nieuwe fabriek gekomen zijn.
De voorgangers
Vóór 1912 had Boekel een drietal boterfabriekjes op handkracht, waarvan één particulier; van Johannes van Kessel. Waarschijnlijk heeft deze laatste alleen bestaan als plan, en in een anoniem ingezonden stuk in een krant in februari 1895. Er is niets van te vinden, geen locatie noch enig spoor van activiteiten. Misschien is er wat boter geproduceerd voor eigen gebruik of voor de handel. Veel boeren deden dat. Of het was bedoeld om de Boekelse Landbouwclub onder druk te zetten of in de wielen te rijden.
Met de Landbouwclub is ook de oudste coöperatieve vereniging van Boekel genoemd. Zij waren al enkele jaren eerder met de industriële, zij het nog handmatige, productie van boter begonnen.
Snelle ontwikkelingen
In het kleine Limburgse dorp Tungelroy richtte in 1892 een groep boeren een coöperatie op met het doel boter te produceren volgens het principe van centrifugeren in plaats van karnen, en deze gezamenlijk af te zetten. Toen waren er in de zuivelprovincie bij uitstek, Friesland, al 10 jaar mechanische stoomzuivelfabrieken, zowel particulier als coöperatief. Maar die investeringen waren voor de armelijke gebieden in Zuidoost-Nederland, waar melkveehouderij een kleinschalige nevenactiviteit was, onbetaalbaar. Bovendien zou de melkaanvoer ver beneden het niveau voor een rendabele exploitatie blijven. In Tungelroy keken ze naar het naburige België waar kleine dorpscoöperaties voor melk-verwerking al gemeengoed waren. De Luikse werktuigbouwer Jules Melotte had enkele jaren eerder een betaalbare, minder dan 300 gulden kostende handbediende melkcentrifuge op de markt gebracht, met een capaciteit van 300 liter per uur. Daarmee kwam de totale technische uitrusting van een boterfabriek op 500 à 600 gulden, exclusief een onderkomen. Dat was goed op te brengen. Handkracht was goedkoop. Het was de eerste coöperatieve fabriek in het achtergebleven zuidelijk Nederland. Het werd een onmiddellijk succes.
Binnen een jaar waren er tientallen dorpen in Midden-Limburg waar een ‘fuus’ opgericht werd. Fuus werd in Limburg de gangbare uitdrukking voor zuivelfabriek, een verbastering van het kennelijk moeilijk uit te spreken centrifuge. Ook in de aangrenzende gebieden in Zuid-oost-Brabant volgde deze ontwikkeling meteen.
Landbouwclub en Boerenbond
In Boekel begon de Landbouwclub in 1893 met de boterproductie en met succes. De Landbouwclub was een samenwerkingsverband van boeren die de voordelen van gezamenlijke inkoop van onder andere kunstmest en veevoeder (krachtvoerkoeken) en van gezamenlijke afzet inzagen. Ze gingen hiermee voorbij aan de handel die decennialang de regels bepaald had en de boeren tegen elkaar uitgespeeld en uitgezogen had. De ‘club’ had ook nog een winkel, en de winkelnering was helemaal tegen het zere been van de handelaars. Het leidde tot woedende reacties, dreigementen en ingezonden stukken in de kranten.
Het leidde ook tot conflicten met de enkele jaren later opgerichte Boerenbond op christelijke grondslag (de NCB, Noordbrabantse Christelijke Boerenbond, opgericht in 1896). Daar vonden ze, althans het hoofdbestuur en vooral pater Gerlacus van den Elsen, winkelnering een gebrek aan naastenliefde en een doodzonde. Dit staat allemaal uitvoerig beschreven in het boek van Piet van Antwerpen: ‘Boeëre op skraol zaand’. [3]. De conflicten verdeelden Boekel meer dan tien jaar lang in twee kampen, waarbij het voor het burgerlijk bestuur en ook voor de geestelijkheid, die in Boekel niet onverdeeld achter de bemoeizucht en doordrijverij van de Christelijke Boerenbond stond, moeilijk manoeuvreren was.
De Boerenbond begon een eigen boterfabriek in een speciaal daartoe opgericht gebouw. Ook de Landbouwclub, die tot dan toe in een gehuurde ruimte aan de achterzijde van een pand van Van den Broek zat (naast het huidige café ’t Menneke), bouwde een nieuwe fabriek en investeerde in grotere centrifugecapaciteit.
Zo waren er in het begin van de 20e eeuw twee boterfabrieken die elkaar het leven zuur maakten. De Landbouwclub was het succesvolste en leverde de boeren de beste prijzen op. Tot ze op een gegeven moment beide beseften dat hun productiemethoden en graad van organisatie, vooral de aanvoer, intussen achterhaald waren, en samenwerking en schaalvergroting geboden waren.
Vooral in de beginjaren ging het er nogal primitief aan toe. De boeren moesten zelf hun melk aanleveren wat ze meestal buurtgewijs organiseerden. Er was niets gestandaardiseerd. Melkbussen zoals we ze later kenden, waren er amper en ze gebruikten wat ze hadden. Meestal lokaal of regionaal gefabriceerde kannen. Maar al snel kwamen er op grote schaal standaard-bussen van vertind plaatstaal van 40 liter inhoud in gebruik. Gevuld wogen ze wel 50 kilo. Niet altijd een pretje in het gebruik. Verreweg de grootste fabrikant in Nederland was De Jong in Gorredijk. De melkbus van 30 liter zoals we nu nog vaak zien, bijvoorbeeld bij carbid schieten of als tuinornament, kwam pas enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog in zwang. Lichtgewicht en gemakkelijk hanteerbare aluminium bussen hebben de boot gemist; toen die op de markt kwamen waren veel boeren al op de grote vaste tanks overgeschakeld.
Met de hygiëne was het in de beginjaren van de Boekelse zuivel ook pover gesteld. De melk moest wel gezeefd worden. Hiervoor werd doorgaans een lap of een stuk linnen gebruikt. Dat hield ongerechtigheden wel tegen. Maar ze wrongen het zeefdoek nog wel goed uit. Iedere druppel was er tenslotte een. Stap voor stap gingen de eisen omhoog, de kennis ging vooruit en daarmee de kwaliteit van de boter. Met de ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht werden ook de ruzies bijgelegd. Het resultaat was, bijna 20 jaar na de eerste stappen, de oprichting van de ‘Stoomzuivelfabriek De Boterbloem’, die tachtig jaar in bedrijf is geweest en waar vele Boekelaren een band mee hadden.
De zuivelgeschiedenis van Boekel leeft een beetje voort in Gemert, maar met een foutje
Om nog iets van de zuivelgeschiedenis van Boekel te zien, moeten we naar het Boeren-bondsmuseum in Gemert. Hier is de vroegere fabriek van de Landbouwclub, ‘Roomboterfabriek De Kroon’, na afbraak in Boekel in 2006-2008 weer steen voor steen opnieuw opgebouwd en ingericht. Echter, in alle publicaties en websites over de zuivelhistorie staat het als de fabriek van de Boerenbond vermeld. Een begrijpelijke vergissing. Toen bij de ingebruikname van de nieuwe fabriek ‘De Boterbloem’ in 1912 de twee bestaande fabriekjes hun activiteiten staakten, werden ze allebei verkocht.
Het fabriekje van de Boerenbond, kadaster H1514, huidig adres Luciusstraat 13, werd verkocht aan Grard Tielemans. Die vroeg en kreeg in 1913 een vergunning voor “een plan van een gebouw tot inrichting voor eene woning”.
De fabriek van de Landbouwclub, ‘De Kroon’, kadaster B 1591, locatie ongeveer aan de huidige Boterweg bij de Bernhardstraat, werd gekocht door het bestuur van ‘De Boterbloem’ en in gebruik gegeven en later in eigendom overgedaan aan de Boerenbond, die het inrichtte als pakhuis. In 1951 kocht Frans van den Elzen het, de vader van Thé van den Elzen, een in de jaren 1960-1990 bekende slager in Boekel, en kreeg het een andere bestemming. Het is dus wel tientallen jaren bij de Boerenbond in gebruik geweest, maar nooit als melkfabriek. Ironisch is wel, dat ‘De Kroon’ meer dan een eeuw na dato geëindigd is als een van de trekpleisters van een museum, gewijd aan de organisatie die haar het leven zo zuur mogelijk maakte.
De op details nog duidelijk herkenbare vroegere fabriek van de Boerenbond staat er deels nog bij, zoals Tielemans het pand liet verbouwen. Het heeft nadien nog vele bewoners en eigenaars gekend. Een van de eigenaars was de gemeente Boekel, die veel van de grond in de driehoek Kerkstraat, Meester van Hooffstraat en Wilhelminastraat opkocht in het kader van een reconstructie tot woongebied. Het resultaat is de tegenwoordige Luciusstraat. Gelukkig is het woonhuis intact gelaten en weer verkocht.
Kadaster
Hoewel de organisaties elkaar de tent uitvochten, stonden de fabrieken van ‘de club’ en ‘den bond’ in de kadasterlegger broederlijk naast elkaar; zie fig. 6.
En uit de kadastrale gegevens valt nog meer af te leiden.
Fig. 7 is een uitsnede uit een kadaster-hulpkaart uit 1902 met onder meer kadasternummer H1514, met de boterfabriek van de NCB. Ze kochten een klein stukje van de lange achtertuin van koopman Van Kol in de Kerkstraat.
Ook de grond waarop concurrent De Kroon stond, zie fig. 8, kadasternummer B1531, was van Van Kol geweest. Hij verkocht hem via blauwverver Van den Hoogen (B1530, later slagerij Van den Elzen) aan De Kroon. Ook middenstander Van Zevenbergen verkocht nog een reepje land. Roomboterfabriek De Kroon lag aan geen enkele openbare weg. Ze waren volledig afhankelijk van het recht van overpad. Zo slecht waren de verhoudingen met de omliggende middenstanders kennelijk dus ook niet (meer). Althans niet als er iets te verdienen viel, wat toen niet altijd gemakkelijk was. En dat gold in Boekel voor vrijwel iedereen.
Bronnen:
1 Internetsite www.zuivelhistorienederland.nl
2 Boerenbondsmuseum Gemert; www.boerenbondsmuseum.nl
3 P.F.M. van Antwerpen (1997); ‘Boeëre op skraol zaand, ’t moes, en ’t zò en ’t kós …’ – Een terugblik op 100 jaar Boerenbond en agrarisch ondernemen in Boekel (1896-1996).
4 Van de Ven, Bart en Martin van de Ven, (2000); Boekel in oude kranten – 1, 1794-1900.
5 Van de Ven, Bart en Martin van de Ven, (2003); Boekel in oude kranten – 2, 1901-1920.
6 Van de Ven, Bart en Martin van de Ven, (2007); Boekel in oude kranten –3, 1921-1940.
7 BHIC; www.bhic.nl; notarisarchieven.
8 Kadaster; www.kadaster.nl
9 Delpher; www.delpher.nl