Door Jef Verhoeven.
De Logt is een van de oude buurtschappen van Boekel. Het is een samenstel van een paar kleine straatjes met relatief nieuwe huizen die er welvarend en goed onderhouden uit zien. Met veel bedrijvigheid. Uit niets blijkt dat het honderden jaren bewoning kent en een geschiedenis met veel veranderingen.
Over de Logt is eigenlijk te veel te vertellen voor één artikel. Vanaf het midden van de 19e eeuw is het een lange lijst van veranderingen en een groeispurt tegelijk; een komen en gaan van mensen en bedrijven. Vanuit de Logt begonnen ontginningen van de Peel en de boomaanplant en bosbouw. Het is een van de buurtschappen waarvan, voor Boekelse begrippen, echt oude foto’s bewaard zijn gebleven. Met dank aan dokter Van Zutphen, arts in Huize Padua, die fotograferen als hobby had. In een tijd dat fotograferen aanpoten was; een beetje fotograaf sjouwde al gauw 10 á 15 kilo mee.
Er woonden families die er in sommige gevallen honderden jaren gewoond hebben, maar ook ontginners en zwervers. Als we ons beperken tot de Logt vandaag de dag, postcode 5427 EN, dan zijn we vlug klaar. Zelfs in de middeleeuwen was het buurtschap veel groter, qua oppervlak tenminste. Het aantal inwoners zal toen rond de vijftig geweest zijn. Uit onder meer tiendgegevens komt naar voren dat de Logt van vandaag niet het alleroudste gedeelte was, maar de ‘eerste uitbreiding’.
Het vroegst bewoonde en ontgonnen deel was de Putakker en een deel van wat nu Bezuidenhout is. In de loop der eeuwen werd het buurtschap steeds groter tot het in oppervlak het grootste van Boekel werd en met afstand het volkrijkste. Een simpel geval van statistiek. Met het aantal patiënten in Padua en daarbij nog de in- en omwonende verzorgenden, groeide de Logt in inwonertal met tientallen procenten per jaar.
Ligging
Het buurschapje ligt, of beter lag, ingeklemd tussen een rij stuifzandheuvels en de Peel, op een plek waar bovendien twee breuken dicht bijeen komen. Behalve de Logt lagen er tegen de Peel geperst ook nog het gehucht Strijbosch en Handel dat zich later tot een veel bezochte bedevaartplaats ontwikkelde. Zie fig. 1.
Op zich waren de omstandigheden op de Logt goed. Enerzijds droge akkergronden en vestigingsplaatsen, anderzijds voldoende water en wijstgronden voor hooi en hei dichtbij. En daar nog bovenop veel leem aan de oppervlakte. Er zijn van oudsher steenovens geweest. Op een kaart uit 1632, fig. 2, is er een ingetekend.
De oudste stenen gebouwen van Boekel zijn vrijwel zeker met stenen van de Logt gebouwd. Bij de ‘nieuwe school’ van 1723 stond het zelfs expliciet vermeld. Aan te nemen is dat ook de Kluis ermee gebouwd is. De steenovens stonden er bijna tegenover. Met de Kluis is het instituut vermeld dat de grootste invloed op de Logt gehad heeft en waardoor de ontwikkeling een totaal andere was dan van andere afgelegen buurtschappen.
Geschiedenis
De Logt bestond al in de middeleeuwen. Het komt in diverse documenten voor als familienaam, vermoedelijk afgeleid van de woonplaats. Over de betekenis van ‘Logt’, een veel voorkomend toponiem, kunnen we slechts speculeren. Het stamt vermoedelijk uit het Oudnederlands. Een van de meest voor de hand liggende verklaringen is ‘open plaats’ of ‘vrije ruimte’, verwant aan het hedendaagse ‘luchtig’ in de betekenis van ‘open’. Op een 18e-eeuwse kaart (over een grensgeschil in Mill) komt het begrip Logt ook voor als doorlaat, in de woordcombinatie ‘waterlogt’.
De geschiedenis van de Logt draait om een aantal gebeurtenissen die voor de bewoners belangrijk geweest zijn, maar zich grotendeels over hun hoofden heen afspeelden. Op enkele hiervan gaan we dieper in.
Grensgebied
Het was grensgebied; altijd een bron van conflicten. Als er weinig te halen viel, of zoals hier het geval was, dat er van wat ze nodig hadden meer dan genoeg was, dan nog moest een ander er van af blijven. Er was altijd wel een aanleiding om de tegenpartij te beschuldigen van de ergste wandaden. Bij de grenzen van Boekel betrof het meestal turfdiefstal. Als we de getuigenissen in de archieven mogen geloven, was Boekel toch vaker dader dan slachtoffer. Tussen de Logt en Strijbosch, twee vergelijkbare gehuchtjes, liep een internationale grens. Handel en Gemert vielen onder de soevereiniteit van de Duitse Orde, een over een groot deel van Europa verspreide geestelijke ridderorde, die vrijwel volledig autonoom was. Boekel daarentegen hoorde bij het Land van Ravenstein, een heerlijkheid onder de soevereiniteit van eerst de Heren van Herpen, later de Hertogen van Kleef en daarna de Hertogen van Neuburg. Van oudsher was de grens tussen Gemert en Boekel heel duidelijk beschreven. De zuidgrens van Boekel was de noordgrens van Gemert. Geen verdere details. Helder genoeg in de tijd dat er nog vrijwel niemand woonde, of iemand er zich ook maar iets van aan trok, maar vanaf de 13e eeuw werd er grond ontgonnen aan beide kanten van de grens. En de Peel, gemeenschappelijke grond, leverde turf en plaggen voor bemesting. Strijdpunt was het gebied tussen de Strijboschhoeve en de Logt, waar zowel stukken ontgonnen akkerland als heide door elkaar lagen. In Boekel werd het de ‘kleine Peel’ genoemd. En verder waren ze het oneens over de grens in de Turfpeel zoals ze hem noemden, oostelijk daarvan. Het enige waarover ze het wel eens waren, was dat er een duidelijke grens moest komen om aan het geruzie een einde te maken.
Na een stapel dossiers was hij er. Vanaf de eerste onderhandelingen waren enkele dingen al duidelijk. Tussen de Aa en de stuifzandheuvels liep een min of meer rechte loop, de Landmeerseloop, een heldere duidelijke grensscheiding. De problemen begonnen waar toen de loop ophield. Boekel trok vanaf het eindpunt een rechte lijn in het verlengde van de loop naar een paal in de Peel, de Kieboompaal, die overigens niet te vinden was. Wel een kuil waar hij gestaan zou hebben. Langs die lijn liep de grens. Op zich logisch, zo bleef hij mooi recht. Ze hadden er legio argumenten voor, evenveel als Gemert er tegen had.
Gemert zag het natuurlijk heel anders. Vanuit hun optiek liep de grenslijn vanaf de Hulsberg (later Logterwal) in een rechte lijn op de toren van Sint Anthonis. In 1632 werden de wederzijdse eisen op een kaart vastgelegd. Zie fig. 2.
Het gaat in dit bestek te ver om hier op alle details in te gaan, mede vanwege een complexe situatie rond de Gemertse Peel, die Brabants werd geacht te zijn. Het hele spel rond de grens heb ik samengevat in een ander artikel; bij publicatie zou dat de rest van de Wanmeule kunnen vullen. In 1663 werd er serieus werk van gemaakt. In het kort komt het er op neer dat men uitging van een nieuw opgerichte paal, de Moerboompaal, enkele honderden meters oostelijk van de toen nog niet bestaande Kluis. Tussen dat punt en de Hulsberg werden de landerijen die een eigenaar in Handel hadden bij Gemert gerekend. Woonde de eigenaar in Boekel dan was het Boekels gebied. Vandaar het hier kromme grensverloop in een overigens rechte lijn. Naar het oosten, de Peel in, zette men lijnen uit op de in 1632 geclaimde punten, de Kieboompaal en de toren van Sint Anthonis. Bij een perfect compromis zou men de grens dan precies in het midden gelegd hebben. Hier niet. Er werden vijf gelijke secties ingetekend. Twee gingen er naar Gemert ten gerieve van de Duitse Orde, werd er uitdrukkelijk bij vermeld. De overige drie gingen naar het Land van Ravenstein. Stand 3-2 voor Boekel dus.
Deze regeling heeft altijd stand gehouden, wat wel bijzonder is. Dat de regeling standhield wil niet zeggen dat er geen schendingen plaatsvonden. Er is nog regelmatig over geruzied.
Voor zover bekend was dit de eerste keer dat de Logt ‘overstroomd’ werd met hoogwaardigheidsbekleders. Er zouden er nog vele volgen, vooral als er in de Kluis iets bijzonders plaats vond.
De Kluis
Een ander hoogtepunt in de geschiedenis van de Logt is de bouw van de Kluis geweest in 1742. Ook hierin speelde de internationale grens een rol. De Broeders Penitenten wilden weg uit Gemert maar tegelijkertijd toch dicht bij Handel blijven. Daar hadden ze hun bezigheden. De reden dat ze weg wilden is vermoedelijk de restrictie qua ledental waar ze in Gemert aan gehouden waren; het gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden. Dat ze door de Gemertse bierbrouwers weggepest zijn is een mooi verhaal maar kan niet de echte reden zijn.
Over de oneerlijke concurrentie die ze bierbrouwers aandeden, is wel in Boekel ook heibel ontstaan. De Boekelse brouwers slaagden erin diverse getuigen op te roepen die bevestigden dat ze bij de broeders hun bier 10 stuivers beneden de gangbare prijs gekocht hadden. Dorst ging toch boven plaatselijke solidariteit! Er waren ook diverse andere zaken die irritaties veroorzaakten. Om te beginnen dat er veel te veel broeders waren. Om bezig te zijn gingen de broeders bij de boeren uit werken, ook weer beneden de gangbare prijs, “waarmee ze ijverige Boekelse jongens en meisjes het brood uit de mond stootten”, aldus de formele klacht. Ze gaven gratis onderwijs aan de kinderen uit de buurt! Dat ging ten koste van de inkomsten van de koster/onderwijzer van Boekel, die zijn stuivers schoolgeld misliep. Ze waren vrijgesteld van belastingen en herendiensten. Daar moest de rest van het dorp voor opdraaien. Dus dat ging ten koste van iedereen. En het ergste: ze gingen in Handel ter kerke in plaats van in Boekel. Dit tot leedwezen van de pastoor die erg voor hun komst geijverd had, en zelfs de eerste steen van hun behuizing gelegd had.
De geschiedschrijvers hebben de Kluis altijd als een zegen voor Boekel afgeschilderd. Later is dat ook zo geworden, maar in de eerste decennia zeker niet. Maar echt veel is er niet over geschreven en meestal pas veel later. Bovendien waren de regionale geschiedschrijvers veelal clerici en nogal subjectief. Ten tijde van Napoleons regime in Nederland (1810-1813) werd de Orde met uitsterven bedreigd. Napoleon was geen fan van kloosterordes en maakte het moeilijk novicen aan te nemen, een actieve uitstervingspolitiek. Onder Koning Willem I werd deze politiek nog versterkt. Kloosters mochten slechts hun bestaan rekken als ze voor de gemeenschap nuttige taken vervulden zoals zieken verplegen of onderwijs geven. Dit laatste was in het kader van de wetgeving (openbaar onderwijs) uitgesloten, dus bleef de verpleging als enige optie over. Overigens zwakte Willem I zijn politiek in 1827 enigszins af. Maar het wantrouwen bleef.
Hoe weinig vertrouwen ze in de overheid hadden geeft de kadastrale situatie aan. Bij de invoering van het kadaster in 1832 hadden de Broeders op papier alleen het huis en de bijbehorende tuin. Een groot deel van hun grondbezit werd niet op naam van de Broeders geregistreerd, maar op naam van Hendrik van Rooij, wijnhandelaar in Uden. Pas in 1839 kwam dit formeel weer in handen van de broeders nadat op papier eerst de pastoor van Boekel nog kortstondig eigenaar was geweest.
Groei Huize Padua
In de Kluis begonnen de Broeders in 1832 met een soort kosthuis voor geestelijk gehandicapten die door hun familie daar ondergebracht werden. Thuiszorg was vaak te moeilijk en andere mogelijkheden (in de praktijk opsluiting) vonden velen die zich de kosten konden veroorloven, toch te inhumaan. Ook sprongen gemeenten wel bij.
Het bleek een gouden greep. Mede dankzij de veranderende kijk op geestesziekten en de krankzinnigenwet van 1841, waarin zwakzinnigheid tot ziekte verklaard werd en verpleging en verzorging de norm werd in plaats van ‘bewaring’. Omdat ook nog sinds enkele jaren Koning Willem II regerend staatshoofd geworden was – in een tijd dat een koning nog macht had – en die in tegenstelling tot zijn vader een warm voorstander was van kloosterorden, had de Kluis van alle kanten de wind mee. Het geheel groeide uit tot de vermaarde instelling die het nu is. Er is over Huize Padua veel geschreven en nog te schrijven, maar we volstaan met enkele kaartjes en een afbeelding om de groei te illustreren.
Isolatie en ontsluiting
Wie de Logt zegt in een historische context, zegt isolatie. Het was een buurtschap van een achttal boerderijen die er vermoedelijk in de late middeleeuwen ook al lagen. Er waren geen fatsoenlijke, lees droge, verbindingen met de rest van Boekel, al helemaal niet in de winter. Het was natuurlijk dicht bij Handel maar dat was tot 1795 buitenland. De bewoners waren verplicht zich in alles, materieel en godsdienstig en daartoe hoorde ook educatie, op Boekel te richten. Vooral daarover is de nodige ruzie geweest. Te voet wilde die binding met Boekel wel lukken. Er waren voldoende voetpaden om naar de kerk of de school te gaan, dwars door het bosgebied. Dat was stuifzand en heide met wat bosjes hakhout, grotendeels open. Lastiger was het met paard-en-kar.
Tot 1798 was het bijna een dagreis voor de boeren om meel te laten malen. De enige molen in Boekel, waar ze verplicht hun meel moesten laten malen (molendwang), stond toen nog bij de Elzen. Eerst moesten ze via de Ruitersteeg naar het Heihuis, een zo genoemd gebiedje oostelijk van de Donk. Door de Dooleggen was niet mogelijk. Daar was het vrijwel altijd kletsnat en de grond letterlijk modderzacht; te zacht voor paard-en-kar. Vanaf het Heihuis ging het dan via de Wanroijse weg, de Donk en de tegenwoordige Rutger van Herpenstraat tot aan de oude kerk en vandaar richting de Molenwijk. Allemaal over zandwegen. En ze moesten ook nog terug.
Geleidelijk aan werd het iets beter. Na de afschaffing van de molendwang in 1798 konden ze ook naar Gemert. Na de verplaatsing van de Boekelse molen in 1845 naar zijn huidige locatie was het een stuk korter, maar vooral na de verharding van de weg naar Gemert in 1882 werd de situatie echt beter. Ze konden via de Berkhoek naar de Gemertseweg. Bovendien was daar intussen ook een molen gebouwd, in 1855. In het begin van de 20e eeuw kwam er ook op de Logt zelf een molen, zij het op Gemerts grondgebied. Molens behoorden tot de meest essentiële voorzieningen in een dorp.
De topografische kaart van fig. 10 dateert uit de jaren 1920 (info m.b.t. deze kaart ook in De Wanmeule 52, p. 20-21) toen de Logt als buurtschap qua oppervlak al zijn grootste omvang bereikt had. Zie de gele lijn op de kaart.
Te zien is dat het oude buurtschapje nog steeds de structuur van eeuwen terug had. De uitbreidingen zijn: Huize Padua en de omliggende woningen en de ‘huizen’, vaak hutten langs de wegen naar de Peel.
Alleen Huize Padua kon zich verheugen in een stuk grintweg op hun terrein en een verharde verbindingsweg. Met Handel!
Naar de kern van Boekel waren er tot 1930 maar liefst vier mogelijkheden: allemaal slecht. Op de kaart zijn ze met een rode stippellijn aangegeven.
Als 1e: een lange zandweg over de Berkhoek en verder over de tegenwoordige Gemertseweg. Als 2e: via een weg naar de oostelijke punt van de Arendnest en vanaf daar waren er zelfs twee opties: via een weggetje achter de Dooleggen langs naar de Donk, in de zomer het meest gebruikt; of 3e via de Peelstraat tot de Run, maar vooral het oostelijk deel van de Peelstraat was mul zand en erg moeilijk. De 4e mogelijkheid was de meest oostelijke, de al eerder genoemde verbinding via de Ruitersteeg. Een deel van die verbindingen ligt er tegenwoordig niet eens meer. Enkele sporen in het landschap herinneren er nog aan.
Na tientallen jaren van heen en weer praten werd in 1926 het besluit genomen een verharde weg naar (de grens van) Handel aan te leggen, deels door een van de natste gebieden van Boekel. De technische ontwikkelingen in de wegenbouw lieten dit intussen toe. Dertig jaar eerder had men dit tracé (vooral vanwege de hoge kosten) terecht niet aangedurfd. De nieuwe weg ontsloot het buurschap de Logt en gaf het een boost. Niets zo goed voor ontwikkeling en bouw als ‘nen harde weg’. Het aantal huizen nam in rap tempo toe en bleef toenemen tot de Logt in de jaren 1950 en ’60 de omvang en karakteristiek van een woonkern kreeg. Het werd in het kader van de landelijke invoering van de maximumsnelheden (in 1957) gepromoveerd tot bebouwde kom, onder de naam Huize Padua, en daarmee tot 50km-zone (intussen 30).
De Logt was intussen verreweg het grootste buurtschap van Boekel, qua oppervlak en qua inwonertal. Bij de adreshervorming rond 1950, de verharding van de zijwegen bij de ruilverkaveling en de invoering van de postcode, werd het opgesplitst in een hele serie adressen: Bezuidenhout, Putakker, Daniël de Brouwerstraat, Broeder Hogardstraat, Kluisstraat, Langstraat, Heiderik en Bunders, en natuurlijk de Logt.
De Logt en zijn bewoners
Op de ingekleurde kadasterkaart van 1810-1832 van fig. 13 is de structuur van de Logt getekend, zoals die al eeuwen geweest moet zijn. Ook in de honderd jaar erna is er weinig veranderd. Huizen werden afgebroken en opnieuw gebouwd of verbouwd, al dan niet gedwongen vanwege een van de vele branden. Vrijwel altijd op dezelfde plaats.
Bij enkele huizen zijn namen van vroegere bewoners ingevuld. Deels zijn hun nakomelingen nog met de Logt verbonden, anderen zijn helemaal verdwenen.
Op de Logt stonden vooral boerderijen. Er waren in 1832 slechts een zestal woningen die niet als boerderij te boek stonden, doorgaans twee onder een kap. De oorspronkelijke Logt is altijd een agrarisch buurtschap geweest en gebleven met bedrijven die veelal op die sector gericht waren.
Iedere voormalige boerderij op de Logt heeft zijn eigen verhaal. Zij bleven vele generaties lang in de familie, ook al was het vaak onder een andere naam, van een schoonzoon of neef. Meerderen stamden af van de familie Van de Leemputte, rijkelijk bedeeld met dochters, en van Van de Wijst. Allebei namen op basis van toponiemen, direct gerelateerd aan de breukrandverschijnselen. Verder woonden er diverse takken van de families Bevers, Van Berlo en Coppens. Om ze allemaal in beeld te brengen gaat te ver, maar enkele van de boerderijen lichten we er uit.
Een van de grootste boerenhoeven behoorde aan de familie Van Gerwen, toen in Boekel belangrijk. De Van Gerwens waren bevriend met de pastoor en een van de vrouwelijke familieleden was getrouwd met de eerste burgemeester van Boekel (Van Straelen). Het huis is in 1849 afgebroken en nooit meer opgebouwd. De meeste Van Gerwens waren naar Oploo verhuisd. Vlak daarbij woonde Hendrik Manders, ook in goeden doen. Tegenwoordig is het Broeder Hogardstraat 28. Later kwam daar de familie Emonds, die ook haar stempel op de Logt gedrukt heeft. Uiteraard is het huis herhaaldelijk verbouwd maar het staat op exact dezelfde plek waar de oude middeleeuwse boerderij stond. Een ander huis met een lange geschiedenis is het tegenwoordige Putakker 3. Ooit stonden er twee boerderijen en diverse schuren dicht bij elkaar. In 1905 liet de toenmalige eigenaar Nooijen er een van slopen. Daarna volgden nog de schuren. In 1917 werd het overgebleven huis verbouwd tot een krukhuisboerderij.
Rond 1900 veranderde er op de Logt in korte tijd het nodige. Er kwam een bakkerij, annex café en een molen. In 1902 kwam het allemaal in handen van Willem van de Ven. Het was uiterst gunstig gelegen voor de vele processies en pelgrimstochten naar Handel (zoals bekend een dorstige aangelegenheid). De molen lag op Gemerts gebied, 20 à 30 meter over de grens, maar was per kar alleen via Boekel te bereiken. De molen is lang geleden afgebroken, maar het huis en bedrijfsgebouw dat er nu nog staat is ook alleen via Boekel te bereiken.
Hutjes op de hei
De Logt heeft allerlei bewoners aangetrokken die er probeerden het hoofd boven water te houden. Het lag afgelegen en er waren altijd wel mogelijkheden de kost te verdienen, vooral toen men mondjesmaat begon de Peel te ontginnen. Daar was turf te steken, waren schapen te hoeden en bijen te houden.
Langs de wegen werden hutten gebouwd, doorgaans van het type dat er binnen enkele dagen stond en binnen enkele uren af te breken was. De grond moest gehuurd of gekocht worden van de gemeente. Het zomaar ergens op openbare grond mogen bouwen was al lang verleden tijd. Uit sommige hutten zijn grote boerderijen gegroeid maar de meeste zijn na enige tijd weer afgebroken.
In een van die hutjes langs de Ruitersteeg woonde Clasina Klaasssen, een schaapherderin die rond 1900 veel opzien baarde. (Zie ook De Wanmeule 56, p. 11.) Zij had op haar twintigste al een strafblad. Zij was lichamelijk zwaar gehandicapt maar werd evengoed tot gevangenisstraf veroordeeld, zij het maar voor twee dagen. Haar misdaad was het op verboden terrein laten grazen van haar schapen. Verzachtende omstandigheden moesten nog uitgevonden worden. De gemeente was haar kennelijk liever kwijt dan rijk en probeerde daartoe de net ingevoerde woningwet te gebruiken, die het mogelijk maakte huizen onbewoonbaar te verklaren. Dat mislukte. Uiteindelijk kwam Klazineke, zoals ze genoemd werd, toch in de opvang bij de nonnen terecht en werd haar hut afgebroken.
De half bunders
Rond 1875 vormde de tegenwoordige straat De Bunders de uiterste grens van de kleinschalige ontginningen in de Peel ten oosten van de Logt. Het heet nu De Bunders maar eigenlijk waren het halve bunders.
De gemeente zette een hele reeks percelen uit van een halve bunder groot, die verkocht werden aan particulieren om ze te ontginnen en er eventueel een huis te bouwen. Velen kochten er twee aan elkaar zodat het toch hele bunders waren. Toen het kadaster in het kader van de registratie ze na mat, bleken ze geen van allen een halve bunder te zijn maar in ieder geval dicht genoeg er bij, zo rond de 49 roeien. (Ter informatie: 1 bunder = 1 hectare = 10.000 m2; 1 roei = 1 are = 100 m2.)
De animo om er daadwerkelijk te gaan wonen was niet erg groot. Vóór 1900 werden er maar twee onderkomens gebouwd, huizen is een te groot woord. Een is er al in 1916 afgebroken en nooit meer opgebouwd. Het andere uit 1874 staat er na veel verbouwingen nog; het is tegenwoordig De Bunders 8. Boerderijen werden eerder langs de tegenwoordige Langstraat gebouwd die breder en beter onderhouden was. Zie fig. 17 en 18.
Publicatie: De Wanmeule – nr. 58 – juli 2020
Bronnen:
1 Toon van Lankvelt, Boekel; eigen archief, mondeling.
2 Piet Hubers, Handel; archief Handel 800.
3 BHIC; www.bhic.nl; dorpsarchief Boekel, gemeentearchief Boekel.
4 Kadaster; www.kadaster.nl
5 Heemkundekring Sint Achten op Boeckel.